Duimbasis en/of polsbotslijtage
Het duimbasis gewricht wordt gevormd door het eerste middenhandsbeen (os metacarpale 1) en een handwortelbot (os trapezium), dit samen wordt het CMC1 gewricht genoemd.
Het STT-gewricht ligt tussen 3 handwortelbeentjes (genaamd scaphöid, trapezium en trapezoideum) onder aan de duim. Door de aanwezigheid van een laag kraakbeen kunnen deze botten soepel en pijnloos langs elkaar bewegen. Het duimbasis gewricht heeft een typische zadelvorm welke zorgt voor een grote bewegingsvrijheid van de duim. De banden rond het gewricht zijn niet altijd even sterk. Hierdoor kan er extra beweging in het gewricht bestaan. Er ontstaat dan slijtage aan het duimbasis en/ of pols gewricht (ook wel CMC1 en of STT artrose genoemd). De kraakbeenlaag die zorgt voor de soepele beweging tussen de botten is verminderd. Duimbasis en/ of polsbot slijtage komt vaak voor. Bij ongeveer één op de drie vrouwen boven de 40 jaar zijn afwijkingen in het duimbasis gewricht te zien op een röntgenfoto. De oorzaak van duimbasis en/of polsbot slijtage is veelal onbekend. Echter een eerdere breuk, een ernstige kneuzing of hypermobiliteit in dit gewricht vergroot de kans op het later ontwikkelen van duimbasis en/of polsbot slijtage.
Het duimbasis en/of polsbot gewricht waar slijtage (dikgedrukt) op kan treden.
Het versleten handwortelbeentje wordt verwijderd. Een peesstrip van één van de polsbuigers wordt op een bepaalde manier ingevlochten om de duim weer stabiliteit te geven. Aan de palmzijde zullen twee littekens zichtbaar zijn (groene stippellijn).