Het syndroom van Sjögren is een chronische ziekte: dat betekent dat de ziekte niet over gaat. De symptomen van de ziekte zijn wel onder controle te brengen. Het syndroom van Sjögren kan op zichzelf staan (primair syndroom van Sjögren), of voorkomen naast een andere vorm van reuma (secundair syndroom van Sjögren).
Klachten
Ontsteking van traan- en speekselklieren geeft klachten van droge ogen, droge neus en mond, droge huid en vaginale droogte. Deze klachten noemen we ‘siccaklachten’; ‘sicca’ is Latijn voor droog. De speekselklieren kunnen ook gezwollen en pijnlijk zijn. Andere veelvoorkomende klachten zijn vermoeidheid en spier- en gewrichtspijn.
Bij een zeer klein deel van de patiënten met Sjögren komen ook ontstekingen in organen voor: bijvoorbeeld het zenuwstelsel, de longen en de nieren. Dit kan klachten geven van gevoelsstoornissen in handen en voeten die naar het lichaam toe uitbreiden, hoesten en kortademigheid. Ontstekingen in de nieren ontstaan vaak geleidelijk en geven lange tijd geen klachten. Zodra de nierfunctie verslechtert ontstaan klachten van vermoeidheid, jeuk, verminderde eetlust en het vasthouden van vocht.
Het syndroom van Sjögren geeft een verhoogd risico op lymfeklierkanker. Klachten die op lymfeklierkanker kunnen wijzen zijn vergrote klieren, gewichtsverlies, verhoging/koorts en nachtzweten. Deze klachten kunnen echter ook een minder ernstige oorzaak hebben, bespreek dit met uw dokter.
Oorzaak
Het syndroom van Sjögren ontstaat door een storing in het afweersysteem: het is een auto-immuunziekte. De oorzaak is niet bekend, maar betreft waarschijnlijk een combinatie van erfelijke aanleg en omgevingsfactoren. In het bloed kunnen vaak afweerstoffen of ‘antistoffen’ worden aangetoond.
Behandeling
De behandeling van het syndroom van Sjögren is verschillend en hangt af van de ernst en uitgebreidheid van de ziekte.
Voor siccaklachten zijn onder andere kunsttranen en ooggel, mondsprays en -gels en medicijnen die de speekselproductie bevorderen beschikbaar. Bij spier- en gewrichtspijn kunnen pijnstillers een rol hebben. Als er sprake is van ontsteking in organen dan bestaat de behandeling vaak uit afweer onderdrukkende medicijnen of ‘immuunsuppressiva’. Voorbeelden zijn prednison en rituximab.