De vier stadia van longkanker zijn:
- Stadium I: de tumor is aanwezig in één gedeelte van de long;
- Stadium II: de tumor is uitgezaaid naar de lymfeklieren of naar dichtbij gelegen weefsel zoals de borstwand;
- Stadium III: de tumor is sterker uitgezaaid binnen de borstholte en naar de grote lymfevaten;
- Stadium IV: er zijn uitzaaiingen van longkanker ergens anders in het lichaam, bijvoorbeeld in de lever of botten.
Artsen spreken bij stadium I en IIa (doorgroei beperkt tot één long) over een 'vroeg stadium'. Bij dit stadium is het misschien mogelijk de tumor en eventuele lymfklieren te verwijderen door middel van een operatie. Wanneer de ziekte zich in een verder gevorderd stadium bevindt, is dit meestal niet mogelijk.
Zie de afbeelding hieronder om een duidelijker beeld te krijgen van de verschillende stadia (I - IV) van longkanker.
TNM-classificatie
Hieronder vindt u uitgebreidere informatie over de stadiumindeling van longkanker.
De specialist stelt het stadium van de ziekte vast door onderzoek te doen naar:
- de plaats en de grootte van de tumor;
- de mate van doorgroei in het omringende weefsel;
- de aanwezigheid van uitzaaiingen in de lymfeklieren en/of organen elders in het lichaam.
De klinisch patholoog bekijkt al deze kenmerken in het weefsel, welke na de operatie zijn verkregen. Deze stadiumindeling is belangrijk voor een inschatting van de prognose en het bepalen van de nabehandeling. Om een helder beeld te krijgen van een tumor en van het stadium van de kanker, gebruikt de klinisch patholoog het TNM-schema. De T staat voor de grootte van de tumor, de N voor de aanwezigheid van lymfeklieruitzaaiingen en de M geeft aan of er uitzaaiingen zijn en zo ja, waar deze zich bevinden.
Zie hieronder de TNM-classificatie van longkanker met links de naam en rechts de definitie.
TX |
Primaire tumor kan niet worden gevonden, tumor bewezen door maligne cellen in sputum of bronchusspoelsoel maar niet zichtbaar op beeldvormend onderzoek of tijdens bronchoscopie. |
T0 |
Geen primaire tumor. |
T1 |
Tumor met maximale diameter ≤ 3 cm, omgeven door long of pleura visceralis, zonder bij bronchoscopie aanwijzingen voor doorgroei voorbij de lobaire bronchus (i.e., niet in de hoofdbronchus). |
T1a |
Tumor met maximale diameter ≤2 cm. |
T1b |
Tumor met maximale diameter > 2 cm maar ≤ 3 cm. |
T2 |
Tumor met maximale diameter > 3 cm maar ≤ 7 cm of met de volgende kenmerken: ingroei hoofdbronchus ≤ 2 cm distal van de carina, ingroei in viscerale pleura of atelectase/obstructie pneumonie tot aan de hilus, maar niet van de gehele long. |
T2a |
Tumor met maximale diameter > 3 cm maar ≤ 5 cm. |
T2b |
Tumor met maximale diameter > 5 cm maar ≤ 7 cm. |
T3 |
Tumor > 7 cm of met ingroei in de borstwand, middenrif, nervus phrenicus, mediastinale pleura of pariëtale pericard of met de volgende kenmerken: tumor in de hoofdbronchus < 2 cm distaal van de carina, atelectase/obstructie pneumonie van de gehele long of seperate tumor nodules in dezelfde kwab. |
T4 |
Tumor van enige afmeting met ingroei in hart, grote bloedvaten, luchtpijp, nervus laryngeus recurrens, slokdarm, wervellichaam of carina. Of onderscheidt tumorknobbels in een aparte kwab aan dezelfde kant (=ipsilateraal). |
N0 |
Geen regionale lymfeklier metastasen. |
N1 |
Metastasen in ipsilaterale peribronchiale en/of perihilaire lymfeklieren en intrapulmonale klieren, inclusief indirecte groei. |
N2 |
Metastasen in ispilaterale mediastinale en/of subcarinale lymfeklieren. |
N3 |
Metastasen in contralaterale mediastinale, contralaterale hilaire, ipsilaterale of contralaterale scalenus of supraclaviculaire lymfeklieren. |
M0 |
Geen metastasen op afstand. |
M1a |
Het onderscheiden van tumorknobbels in een contralaterale kwab; of tumor met pleurale knobbels of uitzaaiingen van het longvlies. |
M1b |
Metastasen op afstand. |
Stadiumgroepen volgens TNM-classificatie
Zie hieronder de stadiumgroepen volgens TNM-classificatie die hiervoor beide zijn besproken.
T/M |
Subgroep
|
N0 |
N1 |
N2 |
N3 |
T1 |
T1a |
IA |
IIA |
IIIA |
IIIB |
|
T1b |
IA |
IIA |
IIIA |
IIIB |
T2 |
T2a |
IB |
IIA |
IIIA |
IIIB |
|
T2b |
IIA |
IIB |
IIIA |
IIIB |
T3 |
|
IIB |
IIIA |
IIIA |
IIIB |
T4 |
|
IIIA |
IIIA |
IIIB |
IIIB |
M1 |
M1a |
IV |
IV |
IV |
IV |
|
M1b |
IV |
IV |
IV |
IV |
Overlevingskansen a.h.v. stadiumgroepen
Zie hieronder hoe de mediane overleving en 5-jaars overleving is per stadium.
Stadium |
Mediane overleving (maanden) |
5-jaars overleving (%) |
IA |
59 |
73-85 |
IB |
48 |
58-75 |
IIA |
30 |
46-62 |
IIB |
24 |
36-52 |
IIIA |
14 |
24-32 |
IIIB |
9 |
9-15 |
IV |
4 |
13 |