Onderzoek naar behandeling van hypocalciemie na operatie aan de schildklier

Onderzoek naar behandeling van hypocalciemie na operatie aan de schildklier

Richtlijnen voor de behandeling van een verlaagd calciumgehalte na het verwijderen van de hele schildklier misten. Daarom hebben promovendus Caroline van Kinschot en internist Charlotte van Noord onderzoek gedaan naar een symptoomgebaseerde behandeling.

“Voorheen behandelde ieder ziekenhuis een hypocalciëmie op zijn eigen manier, een behandeling op basis van onderzoek ontbrak. Met dit onderzoek hebben we een behandelschema opgesteld wat makkelijk toe te passen is in ieder ziekenhuis,” vertelt Caroline.

Caroline en Charlotte hebben dit onderzoek gedaan samen met artsen van de 9 andere ziekenhuizen van het Schildkliernetwerk.

Calciumtekort

Vlak na het verwijderen van de schildklier heeft 30 tot 60% van de patiënten last van een calciumtekort. Dit kan bijvoorbeeld komen door een beschadiging aan een of meerdere bijschildklieren. “De bijschildklier is een orgaan dat vlak bij de schildklier ligt, vandaar de naam. Toch heeft deze een hele andere functie,” legt Caroline uit. “De bijschildklier houdt het calciumgehalte in het bloed op peil. De bijschildklier zit niet alleen dicht bij de schildklier, maar lijkt qua uiterlijk ook op de schildklier. Dat maakt het soms lastig om de bijschildklier niet te raken tijdens de operatie.”

Wanneer de bijschildklier is gekneusd of beschadigd kan deze minder goed of helemaal niet werken. Dan kunt u, als patiënt, een calcium tekort krijgen. Sommige patiënten met een calciumtekort krijgen klachten zoals spierpijn en tintelingen en in het ergste geval een hartritmestoornis. Andere patiënten krijgen helemaal geen klachten.

Uit voorzorg medicijnen

Voorheen kregen patiënten al bij een mild calciumtekort medicijnen na de operatie. Toch is dit ook niet zonder risico. Het calciumsupplement kan zorgen voor nierstenen, maagzuur, verstopping of een calciumoverschot. Daarnaast is het voor patiënten vervelend. Zij moeten weer een extra medicijn innemen en extra terugkomen naar de polikliniek voor controle.

“Een arts is Zweden besloot het anders aan te pakken. Hij gaf alleen medicijnen aan de patiënten die klachten (symptomen) hadden. Daar is ons onderzoek op gebaseerd.” Tijdens het onderzoek zijn 134 patiënten in 10 verschillende ziekenhuizen behandeld met een symptoomgebaseerde behandeling. Dat betekent dat de patiënt alleen medicijnen (calcium en/of vitamine D) ontving wanneer hij of zij klachten had of een sterk verlaagd calciumgehalte. Deze groep patiënten hebben de onderzoekers vergeleken met 392 patiënten die al eerder zijn behandeld na een schildklierverwijdering en dus vaak calciummedicijnen kregen wanneer het calcium slechts mild verlaagd was, ook wanneer zij geen klachten hadden.

“We zagen dat zowel op het moment van ontslag na de operatie als 12 maanden na de operatie veel minder patiënten calcium en/of vitamine D gebruikten. Wel zagen we dat mensen vaker naar de Spoedeisende Hulp kwamen of werden heropgenomen,” legt Caroline uit. Dit kan komen doordat minder patiënten calciumtabletten kregen en doordat de duur van de ziekenhuisopname korter is geworden. De patiënten bij wie pas later een verlaagd calcium te zien is, zijn dan al thuis. Het verhoogde aantal bezoeken aan de Spoedeisende Hulp kan ook deels worden verklaard doordat patiënten door deelname aan het onderzoek meer alert waren op symptomen zoals tintelingen en spierkrampen. Meer dan de helft van de patiënten die de Spoedeisende hulp bezochten hadden namelijk een normaal calciumgehalte in het bloed.

Voorkomen van heropnames

Om ook de patiënten die pas na ontslag een verlaagd calcium met symptomen krijgen op tijd te kunnen behandelen, ging het onderzoeksteam door. “Tijdens het onderzoek zijn we gaan zoeken naar voorspellende factoren van een verlaagd calcium. Zo zijn we er achter gekomen dat wanneer het PTH (hormoon dat de bijschildklier aanmaakt) 70% daalt dit een voorspeller is van een calciumtekort met symptomen. We zijn nu bezig met het ontwikkelen van een behandelschema, waarin ook het PTH wordt meegewogen in de behandelbeslissing."