Beenamputatie

Beenamputatie

Onder amputatie wordt verstaan: het afzetten van een deel van het menselijk lichaam. Bijvoorbeeld een teen, voet, been, vinger, hand (of een deel ervan). Met een amputatie wordt afstand gedaan van een deel van het lichaam.

Dit is een ingrijpende gebeurtenis voor de patiënt, de familie en omgeving, maar ook voor de arts. Daarom wordt zo'n operatie pas gedaan, nadat hier goed is over nagedacht en over gesproken is met u.

Lees de folder voor uitgebreide informatie.


Waarom een beenamputatie?

Een amputatie is vaak medisch noodzakelijk als het weefsel zo beschadigd is, dat genezing niet meer mogelijk is. Het lichaamsdeel is als het ware dood en kan uw hele lichaam ziek maken. Er zijn verschillende oorzaken waardoor een lichaamsdeel beschadigd kan zijn. 

  • Meestal (bij 90%) zijn er problemen met de bloedvaten, bijvoorbeeld door aderverkalking of suikerziekte. Dan is er onvoldoende bloedvoorziening en treedt weefselsterfte op.
  • Er kan een ernstige ontsteking zijn aan het been.
  • In sommige gevallen is een ongeluk of een kwaadaardig gezwel de oorzaak. 

Als het kan probeert de chirurg de bloeddoorstroming van het been te herstellen. Soms is dit niet mogelijk of slaagt de operatie niet zoals deze bedoeld was. Als er ernstige weefselschade is, kan er een voortschrijdende infectie optreden, zeker als er ook suikerziekte meespeelt. Een amputatie kan dan de enige mogelijkheid zijn om dit te overleven. 

Amputatie niveaus

Voor de operatie wordt het amputatieniveau door de chirurg met u besproken, meestal in overleg met de revalidatiearts. Het amputatieniveau ligt altijd in gezond weefsel om wondgenezing een goede kans te geven. Daarnaast wordt het niveau bepaald door de plaats waar de toekomstige prothese wordt aangebracht.  

  • Voorvoetamputatie: hierbij worden alle tenen en de middenvoetsbeentjes verwijderd.
  • Onderbeenamputatie: amputatie op 10 à 15 cm onder de knie.
  • Knie-ex-articulatie: amputatie door het kniegewricht.
  • Bovenbeenamputatie: amputatie door het bovenbeen.
  • Heup-ex-articulatie: amputatie door het heupgewricht.

Beenamputatie niveau's

Acute, levensbedreigende situaties, waarbij vóór de operatie vaak geen of onvoldoende overleg heeft kunnen plaatsvinden, vallen buiten deze uitleg. Onder normale omstandigheden neemt de arts het proces rond de amputatie uitgebreid met u door.

Voorbereiding

De chirurg bespreekt met u welke aanvullende onderzoeken vóór de operatie eventueel noodzakelijk zijn. De anesthesist overlegt met u welk soort verdoving u krijgt. Ook ontvangt u vóór de operatie instructies over onder andere eten en drinken en uw medicijngebruik vóór de operatie.

Na de operatie

Meestal wordt de operatiewond gesloten, maar bij een groot risico op infectie kan het verstandig zijn om de wond pas later te sluiten. In dat geval wordt de stomp pas na een paar dagen gecorrigeerd en de wond gesloten op het moment dat de infectieverschijnselen onder controle zijn.

De periode na de operatie is gericht op herstel van de wond en het vormen van de stomp, zodat er later in het proces een prothese of een aangepaste schoen kan worden aangemeten. De verpleegkundigen helpen u in het begin met wat u zelf nog niet kunt doen. Langzaam maar zeker heeft u steeds minder hulp nodig. Direct na de operatie heeft u een drukverband om de stomp. Deze blijft gemiddeld 2-3 dagen zitten.

Mogelijke complicaties

Bij iedere ingreep kunnen complicaties voorkomen. Gelukkig gebeurt het niet vaak, maar het is belangrijk dat u er van op de hoogte bent. De complicaties kunnen zijn: een nabloeding, wondinfectie, trombose en longontsteking. Door het vaak grote wondoppervlak en het feit dat veelal weefselschade de reden voor de amputatie is, kunnen nabloedingen en infecties vaker voorkomen.

Het is goed u te beseffen dat weefselschade vóór de operatie aan de buitenkant niet goed is vast te stellen. Het komt daarom wel eens voor dat de arts tijdens de operatie moet besluiten een groter deel te amputeren dan in eerste instantie met u is besproken.

Ook kan het voorkomen dat achteraf wordt vastgesteld dat bij de operatie te weinig is geamputeerd. De wond wil dan niet genezen, de weefselschade kan doorgaan en er is een nieuwe operatie nodig.

Revalidatie na ontslag

Terugkeer naar huis is vaak goed mogelijk bij een teen- of voorvoetamputatie. Later wordt u uitgenodigd op een spreekuur met een orthopedisch schoenmaker voor schoenaanpassing of orthopedisch maatschoeisel. Soms worden verbandschoenen verstrekt als u mag staan op uw geopereerde voet maar niet in eigen schoeisel past door het wondverband.

Bij een onderbeenamputatie of een amputatie op een hoger niveau, bespreekt en adviseert de revalidatiearts met u de ontslagbestemming. Als u naar uw eigen huis kan, heeft dat de voorkeur. Als dat niet lukt, wordt besproken naar welke zorginstelling u overgeplaatst kan worden om daar verder te revalideren. Hierbij kunt u denken aan een verpleeghuis, een verzorgingshuis of revalidatiecentrum.

Als u na een beenamputatie toch naar uw eigen huis terug kunt keren, kan poliklinische revalidatiebehandeling in een revalidatiecentrum of ziekenhuis met revalidatieafdeling gestart worden.

Het doel van uw behandeling is, dat u weer zo optimaal en zelfstandig mogelijk leert functioneren in uw persoonlijke leefomgeving, met en zonder prothese en dat er een begin gemaakt wordt met de emotionele verwerking van de amputatie.

Uw hulpvraag en behoefte zijn het uitgangspunt voor het behandelprogramma dat opgesteld wordt samen met de revalidatiearts. Het behandelteam bestaat daarnaast uit: de fysiotherapeut, ergotherapeut, medisch maatschappelijk werk, revalidatieverpleegkundige, bewegingsagoog en de orthopedische instrumentmaker. Ook kan de psycholoog of diëtiste ingeschakeld worden.

U kunt pijn hebben aan de operatiestomp. Dat is na de operatie normaal en u krijgt hier pijnstillers voor.

Verder kunt u last hebben van zogenoemde ‘fantoompijn’. Dit betekent dat u pijn voelt in het gedeelte van uw been dat is geamputeerd. De bij de amputatie doorgesneden zenuwen blijven prikkels doorgeven aan de hersenen alsof het geamputeerde lichaamsdeel er nog is. Dat kan vreemd aanvoelen of pijn geven. Vlak na de operatie komt fantoompijn heel veel voor. Bij de ene patiënt trekt de fantoompijn weg, bij de andere blijft de pijn bestaan. Meestal wordt dat gevoeld op momenten van rust en stilte, bijvoorbeeld ook s ’nachts. Hinderlijke fantoomverschijnselen zijn tegenwoordig met medicijnen en injecties redelijk onder controle te houden. Ook kan het lopen met de prothese de pijn doen verminderen.

Behalve fantoompijn bestaat het zogenoemde ‘fantoomgevoel’. U kunt het gevoel hebben dat het geamputeerde lichaamsdeel er nog steeds is. U kunt bijvoorbeeld jeuk of tintelingen aan uw (geamputeerde) voet hebben. Soms kan men het gevoel hebben dat het fantoomdeel beweegt. Soms lijkt het of het fantoomdeel verstijfd of verkrampt is en in een rare stand staat; bijvoorbeeld dwars op het lichaam. De fysiotherapeut kan u bepaalde oefeningen geven waardoor dit gevoel langzaam afneemt, zoals oefeningen waarbij u doet alsof u het geamputeerde lichaamsdeel beweegt of er kan spiegeltherapie toegepast worden.

Na de operatie

De periode na de operatie is gericht op herstel van de wond en het vormen van de stomp (prothese rijp maken van de stomp, er mag geen vocht meer in de stomp zitten). Direct na de operatie heeft u een drukverband en eventueel een drain om wondvocht aftevoeren. Het drukverband en de eventuele drain blijven 2 tot 3 dagen zitten.

Bij een amputatie van het onderbeen of een voorvoetamputatie krijgt u als het drukverband eraf is en de wond het toe laat gips. U krijgt gips:

  • Ter bescherming van uw wond.
  • Voor vorming van de stomp.
  • Ter voorkoming van contracturen: verkorting van spieren, pezen en of gewrichtskapsel. 
  • Voorkomen van oedeem(vocht)ophoping in de stomp

Het gips wordt door de gipsverbandmeester op de Gipskamer aangelegd. Bij een amputatie van het bovenbeen of door de knie wordt het drukverband eraf gehaald en de stomp conisch gezwachteld door een verpleegkundige. Hij of zij gaat u leren om zelf uw stomp te zwachtelen.

Zwachtelen

Zwachtelen met de Elset methode doen we voor de vorming van de stomp. De Elset zwachtel moet 24 uur per dag om uw stomp zitten. Minimaal 2x per dag wordt de stomp opnieuw gezwachteld, als de zwachtel afzakt dan doet hij zijn werk niet meer en moet er opnieuw gezwachteld worden. 

Zwachtel

Bekijk ook de film 'Zwachtelen volgens Elset methode'.

De zwachtels kunnen gewassen worden. Wij adviseren geen wasverzachter te gebruiken, het elastiek gaat kapot. Zit er geen rek meer in de zwachtel dan kunt u het weggooien en een nieuwe pakken.

Als u wilt douchen, mag de zwachtel natuurlijk wel af.

Wondgenezing na de amputatie

Het is belangrijk dat de wond goed geneest. Een amputatie gaat samen met een grote wond met veel hechtingen. Houdt u er rekening mee dat de wondgenezing wel even kan duren, zeker als u vaatlijden, diabetes en/of een slechte conditie heeft. De verzorging van de wond is erg belangrijk en wordt met u besproken door de verpleegkundige, behandelend chirurg of revalidatiearts.

De gipsverbandmeester

Wanneer u een onderbeen- of voorvoetamputatie heeft gehad wordt het drukverband na 2-3 dagen op de Gipskamer verwijderd. De gipsverbandmeester haalt het verband eraf en de vaatarts, de revalidatiearts en de revalidatieverpleegkundige komen de wond en stomp controleren. Hierna verzorgt de gipsverbandmeester de wond en krijgt u een stompgips van kalk. Het gipsen van de stomp kan in het begin gevoelig zijn.

Dit stompgips moet in het begin regelmatig worden vervangen, soms wel 2x in de week. Dit is nodig omdat de stomp snel in omvang afneemt en het gips te groot wordt. Verder willen we de wond goed in de gaten houden op mogelijke complicaties.

Na de derde week na de operatie worden de helft van de hechtingen verwijderd door de gipsverbandmeester en na de vierde week de rest. Alle keren dat u de Gipskamer bezoekt, komt er wel iemand meekijken (revalidatiearts, revalidatieverpleegkundige, vaatarts en in een later stadium de instrumentenmaker).

Hier volgen nog een aantal aandachtspunten die betrekking hebben op het stompgips:

  • Geen kussen onder de stomp leggen wanneer u in bed ligt of in de stoel zit. Hiervan kunt u een dwangstand in de heup ontwikkelen.
  • De stomp moet horizontaal liggen. Dus wanneer u in de rolstoel zit ligt uw been op een beensteun of plank die doorloopt tot onder het zitvlak.
  • De stomp nooit naar beneden laten hangen.
  • Het gips moet droog blijven.
  • Het kan voorkomen dat het stompgips vrij snel of vaak van het been afvalt. Dit is niet erg! Het is een goed teken (vocht is aan het afnemen). Wanneer dit gebeurt, direct een stompzwachtel (laten) aanbrengen en de Gipskamer (laten) bellen.
  • Nooit iets tussen het gips stoppen, dit verhoogt de druk!
  • Hebt u ergens last van dan belt u de Gipskamer.
  • Het gips is te ruim wanneer u een hele hand in het gips kunt stoppen, en wanneer u de knie een beetje kunt buigen/strekken in het gips.
  • Het gips is ook te ruim wanneer u het gevoel heeft dat het gips gaat schuiven of dat het gaat ‘hangen’ op de knie.

U moet de Gipskamer bellen bij de volgende klachten:

  • Vocht ophoping dat in het bovenbeen toeneemt.
  • Wanneer u het gevoel heeft dat het gips veel te strak zit.
  • Wondvocht wat te snel door het gips (lijkt) door te lekken.
  • Gips dat zijn stevigheid heeft verloren, verweekt is of vormverlies laat zien.
  • Stinken van het gips (heel erg).
  • Koorts.
  • Te ruim gips (zie hierboven).
  • Afgevallen gips (zie hierboven).
  • Wondjes, blaren, irritatie.
  • Nat gips.
  • Gebroken gips.
  • Wanneer de pijnklachten erger worden in plaats van afnemen.
  • Bij vragen en/of twijfels.

Als u stomp gevormd is en de hechtingen eruit zijn gaan we over naar het zwachtelen van uw stomp via de Elset methode. Zijn alle hechtingen eruit en zijn uw wonden genezen en de stompmaten stabiel (deze worden iedere week gemeten door de Orthopedisch instrumentmaker) dan gaan we over naar een liner.

De revalidatiearts

De revalidatiearts coördineert het behandelproces, houdt zich bezig met de medische aspecten van een amputatie en controleert de stomp en de prothese samen met de orthopedische instrumentmaker, de fysiotherapeut en de revalidatieverpleegkundige op een speciaal spreekuur. Eventuele pijnproblematiek wordt desgewenst door ons opgepakt.

De fysiotherapeut

De fysiotherapie na een amputatie is gericht op een aantal doelen:

Voorbereiden op het lopen met een prothese

In deze fase is er nog geen prothese. Wanneer u nog geen prothese heeft, richt de training zich op het verbeteren van de kracht in de benen, verbeteren van de conditie en het voorkomen van contracturen. Hieronder een aantal belangrijke adviezen om contracturen de voorkomen:

  • Wissel regelmatig van houding.
  • Zorg bij een onderbeenamputatie ervoor dat u niet langdurig met uw knie gebogen zit.
  • Leg in bed geen rolletje/knik (van het bed) in uw knieholte.
  • Gebruik in de rolstoel altijd een stompplank zodat de knie in een gestrekte stand ligt.
  • De fysiotherapeut richt zich voornamelijk op krachttraining, conditietraining en evenwichtstraining, zodat u goed bent voorbereid wanneer u de prothese gaat krijgen.

Lopen met een prothese

  • In deze fase is de prothese klaar en is de training gericht op het functioneren in het dagelijks leven. Denk hierbij aan lopen binnenshuis, buitenshuis en traplopen.
  • Valtraining. In deze fase leren wij u ‘veilig’ te vallen en zelfstandig weer op te staan.
  • Naast bovenstaande doelen is er altijd ruimte om binnen de behandeling aan uw eigen doelen te werken en die te trainen.

Welke trainingen kan ik zelf thuis doen?

Er zijn veel oefeningen die u thuis ook kunt doen. Dit zijn oefeningen ter verbetering van de kracht in uw benen, maar ook oefeningen om te voorkomen dat u contracturen in het amputatiebeen krijgt. Dit alles is om het lopen straks met de prothese zo makkelijk mogelijk te maken.

Huiswerkoefeningen

  • Mobiliteit/lenigheid - Bij het leren lopen met een prothese is de mobiliteit (lenigheid) belangrijk. Om een zo normaal mogelijk looppatroon te behalen aan het eind van het revalidatietraject is het belangrijk om het been ver genoeg naar achter te kunnen zwaaien en om de knie volledig te strekken. Contracturen zijn makkelijker te voorkomen dan te verhelpen! Daarom wordt u aangeraden om deze (huiswerk)oefeningen met regelmaat uit te voeren.
  • Krachtoefeningen - In de beginfase zijn de krachtoefeningen bedoeld om spierafbraak tegen te gaan. Naarmate de behandelingen vorderen wordt het accent van de oefeningen verlegd naar spieropbouw.

U krijgt de oefeningen op papier mee of bekijk of print ze hier.

Verplaatsing zonder prothese

Wanneer u nog geen prothese heeft of de prothese niet kan dragen, moet u zich in een rolstoel of met een rekje/krukken verplaatsen in- en buitenshuis. Vaak is er in huis weinig ruimte om u zich met een rolstoel te verplaatsen, daarom
leren wij u aan om met een rekje of krukken te lopen en om veilig de transfers te maken naar bijvoorbeeld toilet of stoel. Een rekje en krukken kunt u zelf halen bij een zorgwinkel bij u in de buurt.

De ergotherapeut

De ergotherapeut leert u praktisch omgaan met de veranderingen in uw dagelijks leven die een amputatie met zich meebrengt. Te denken valt aan het uitvoeren van uw werk, het huishouden of uw hobby’s. Heeft u hulpmiddelen nodig zoals een rolstoel of moet er een aanpassing in uw woning of auto gerealiseerd worden? De ergotherapeut kan u hierin adviseren en de aanvraagprocedures begeleiden.

Medisch maatschappelijk werk (MMW)

Het doel van MMW is om mensen die een amputatie hebben gehad zo goed mogelijk te laten functioneren. Hun uitgangspunt is dat een amputatie zowel psychisch, sociaal en/of praktische gevolgen kunnen hebben.

Gespreksonderwerpen kunnen zeer uiteenlopend zijn. Te denken valt aan: omgaan met het verlies van een gezond lichaam, emotionele ondersteuning, verwerkingsproblematiek, leren omgaan met reacties van buiten af, balans vinden tussen belasting en belastbaarheid, maar ook is er ruimte om eventuele gevolgen over werk, woning en financiën te bespreken.

Samen zoeken ze met u naar een nieuw evenwicht in wisselwerking tot uw omgeving. Hierbij gaan ze uit van uw eigen kracht en kunnen, zodat u weer de regie over uw eigen leven krijgt en kan behouden. Eventuele problemen of vragen ten aanzien van seksualiteit kunt u hier aangeven maar ook bij andere teamleden als revalidatiearts of verpleegkundige.

De revalidatieverpleegkundige

  • Leert u hoe u uw stomp moet zwachtelen.
  • Hoe u als u uw prothese heeft, deze aan en uit moet trekken;
    geeft u instructies hoe om te gaan met het al dan niet extra aantrekken van stompkousjes;
    leert u hoe u uw prothese, liner, stompkousjes schoon kunt houden.
  • Verzorgt uw eventuele wondjes en geeft u informatie hoe u die zelf kan verzorgen.
  • Kan er voor zorgen dat u de nodige verbandmaterialen in uw bezit krijgt.

De bewegingsagoog

De bewegingsagoog helpt u bij het sporten met of zonder prothese. U kunt tijdens uw revalidatietraject bijvoorbeeld fitnessen of deelnemen aan een zwemgroep voor amputatiepatiënten, maar ook met een andere sportvraag kunt u terecht bij de afdeling Bewegingsagogie. Dit betreft een gekaderd traject gedurende een aantal weken.
Ook kan de bewegingsagoog samen met u op zoek gaan naar een passende sportactiviteit bij u in de buurt om mee door te gaan na uw revalidatieperiode, veelal gebeurt dit met een beweegadvies.

De orthopedische instrumentmaker

De orthopedische instrumentmaker bekijkt samen met de revalidatiearts en fysiotherapeut, welke prothese voor u het meest geschikt is. Hierbij wordt onder andere gekeken naar uw algehele conditie en de activiteiten die u weer wilt gaan doen. De orthopedische instrumentmaker maakt uw prothese. De prothese wordt volledig vergoed door de zorgverzekeraar.

  • Let goed op uw voeding, uw lichaam heeft behoefte aan extra eiwitten. Eiwitten zijn de bouwstenen van uw lichaam. Ze zitten in melkproducten, vlees, kaas, vis, soja en noten. Eet ook voldoende fruit en groente.
  • Geef aan als u pijn heeft. Pijn kan een negatief effect hebben op het herstel. In overleg met de arts wordt er pijnmedicatie voorgeschreven.
  • Werk aan uw conditie, de fysiotherapeut helpt u hierbij.
  • Om de wond goed te laten genezen is hygiëne belangrijk. Iedere dag moeten de eventuele wonden worden bekeken en verzorgd. Als de wond er anders uit ziet als de dag ervoor zoals roder, warm of de wond is achteruit gegaan, wilt u dit dan zo snel mogelijk melden. Dit kan duiden op een beginnende ontsteking.

Een amputatie is niet alleen voor uw lichaam een ingrijpende gebeurtenis. Ook mentaal en emotioneel gebeurt er veel met u. Er wordt veel van u en uw omgeving gevraagd.

Zo kunt u te maken krijgen met gedachten, emoties en reacties die voor de amputatie niet bekend of gewoon voor u waren. Ziek worden en het verliezen van een lichaamsdeel houdt in dat u afscheid moet gaan nemen van een compleet lichaam, een deel van uw gezondheid en uw fysieke mogelijkheden.

Het aanvaarden van de nieuwe situatie, het leven met beperkingen en het opnieuw vormgeven van uw leven, is dikwijls een langdurig proces. In het proces is het willen, kunnen en durven rouwen om het verlies heel belangrijk. Het helpt u bij het maken van een nieuwe start in uw leven.

Hoe ga ik om met het verlies van mijn been?

De oorzaak van uw amputatie, uw gezondheid en karakter, eerdere ervaringen, de mate waarin u zich wel of niet gesteund voelt door de mensen om u heen, het zijn allemaal dingen die van invloed zijn op uw rouw- en verliesverwerkingsproces.
Iedereen rouwt en verwerkt verlies op zijn eigen manier. Indien u psychologische hulp wenst kan de revalidatiearts zorgen dat u deze hulp krijgt.

Welke reacties en emoties kunt u verwachten?

Hieronder volgen een aantal veel voorkomende emoties die kunnen spelen tijdens een verwerkingsproces. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat u al deze emoties ervaart en ook de volgorde kan wisselen.

  • Ontkenning
    Een reactie die bijna iedereen heeft is ontkenning. Het ontkennen van een nieuwe realiteit is niet vreemd of raar. Zeker in het begin, net na uw amputatie, kan ontkenning een grote rol spelen.
  • Moeheid
    In de periode dat het tot u door begint te dringen dat uw amputatie definitief is, kan het zijn dat u zich extra moe voelt. U hebt dan veel behoefte aan slaap en u kunt het besef van tijd kwijt zijn. Uw dagelijkse activiteiten kunnen u opeens veel moeite kosten. Slapen kan helpen om de emotionele pijn en het verdriet dat u ervaart te verzachten.
  • Boosheid en opstandigheid
    Boosheid en opstandigheid kunnen zich op allerlei manieren uiten. Bijvoorbeeld boos zijn op uw lichaam of het gevoel hebben dat uw lichaam u in de steek gelaten heeft. Boosheid kan voorkomen uit het feit dat u zich machteloos voelt in uw nieuwe situatie. Wat helpt is om niet alleen stil te staan bij wat u niet meer kunt, maar ook te kijken naar wat u nog wel kunt.
    Boosheid wordt ook minder als u zelf in de gaten houdt dat u nog steeds zelf dingen kunt bepalen. Dit hoeven geen grote dingen te zijn, het kan ook om kleine dingen gaan.
  • Verdriet
    Verdriet is de meest herkenbare en geaccepteerde emotie bij het verwerken van een verlies. Het is heel normaal dat u zich verdrietig voelt en/of moet huilen om het verlies van uw been. U kunt verdrietig zijn over de gevolgen die de amputatie op uw leven en het leven van uw dierbaren zal hebben. Of u ontdekt dat het verlies van uw been u terug doet denken aan verlies dat u eerder overkwam, bijvoorbeeld het overlijden van een dierbaar persoon. Door het toelaten en uiten van verdriet kan emotionele pijn verwerkt worden en verminderen.
  • Schaamte
    Je schamen voor je lichaam is ook een reactie die dikwijls voorkomt bij mensen met een amputatie. Bij schaamte kunnen de volgende gevoelens horen:
    • U voelt zich niet meer de vitale vrouw of man die het in het leven goed voor elkaar heeft.
    • U vindt uzelf door de amputatie minder mooi en aantrekkelijk. U vindt het lastig om in de spiegel te kijken.
    • U merkt dat u er moeite mee heeft om in het bijzijn van uw partner naakt te zijn, of intimiteit en seksualiteit met uw partner te delen.
  • Jaloezie
    Het gevoel van gemis van een goed functioneel lichaam kan duidelijk worden als u andere dingen ziet doen die u voor uw amputatie ook graag deed. U voelt op zo’n moment wellicht jaloezie. De jaloersheid betekent niet dat u het de ander niet gunt, maar heeft te maken met uw verlangen het zelf ook weer te kunnen. Sta uzelf toe om af en toe jaloers te zijn.
  • Angst en onzekerheid
    Angst is een begrijpelijke reactie. U weet dat uw leven door de amputatie ingrijpend verandert, maar u kunt zich er nog geen voorstelling van maken. Kan ik over een tijdje met een prothese goed functioneren? Kan ik wel in mijn huis blijven wonen? Dit soort vragen kunnen u gevoelens van angst en onzekerheid over de toekomst geven.
  • Aanvaarding en acceptatie
    Afscheid nemen van uw oude lichaamsbeeld, uw fysieke mogelijkheden. En het leven dat u had, is wellicht niet gemakkelijk voor u. Toch ontdekt u dat u na verloop van tijd gaat wennen aan de nieuwe situatie. U denkt minder vaak terug aan uw leven voor de amputatie en u merkt zelf dat als u hier aan terug denkt, het minder emotioneel wordt. Het leven met een amputatie, uw huidige mogelijkheden en uw beperkingen, worden dan steeds meer een nieuwe realiteit. Als het goed is merkt u dat u weer ruimte krijgt om op zoek te gaan naar activiteiten die bij u passen, waar u weer kan van gaan genieten, plezier aan kan beleven en waar uw beperkingen geen belemmering zijn. Acceptatie wil niet zeggen dat u zich nooit meer verdrietig of boos mag voelen over datgene wat u is overkomen.

Ons advies

  • Wordt actief en neem weer deel aan het maatschappelijk leven zoals familie, hobby’s en werk.
  • Leer zo spoedig mogelijk goed lopen met een prothese.
  • Onderdruk uw gedachten en emoties niet. Uw gedachten en gevoelens mogen er zijn.
  • Bespreek emoties met elkaar en uw behandelaars. Uw behandelaar kan met u meedenken, of er voor zorgen dat u de juiste ondersteuning krijgt.

De prothese

Op het spreekuur met de prothesemaker wordt samen met de revalidatiearts besproken welk type prothese voor u het geschiktst lijkt.

Verschillende factoren spelen daarbij een rol:

  • De lengte van de amputatiestomp en het niveau van de amputatie. Waar zit de amputatie, bij uw voet, enkel, onderbeen, bovenbeen.
  • De conditie van uw hart en longen.
  • De conditie van uw andere been.
  • Uw coördinatie, houding en evenwicht.
  • Uw zelfvertrouwen.
  • Uw doorzettingsvermogen.
  • Uw leeftijd.
  • Zitten er op de huid van de stomp wondjes en kunt u wel druk of iedere vorm van aanraking aan de stomp verdragen.

Prothese

Er zijn verschillende mogelijke technieken beschikbaar om de prothese aan om uw stomp te bevestigen. Meestal wordt gekozen voor een liner, dat is een stevig kousvormige hoes van bijvoorbeeld siliconen of gel-materiaal met aan de buitenkant een stoffen bekleding. Hieraan kan een pin bevestigd worden, waarmee de prothese vastgeklikt wordt als u in de prothesekoker stapt. Deze liner krijgt u als de wond genezen is en de omvangmaten van de stomp stabieler worden. Als u de liner goed kunt verdragen, kan vaak de prothese aangemeten en gemaakt worden. In de tussentijd kan soms al gestart worden met proeflopen op een oefenprothese met de fysiotherapeut. Zodra uw eigen prothese is verstrekt, kunt u verder gaan oefenen met lopen onder leiding van de fysiotherapeut. 

Prothese liner

Opbouwschema van de liner

Het dragen van een liner doet u overdag.
’s Nachts doet u de liner uit en draagt u een elastische stompkous of zwachtelt u de stomp. 

Als u gaat beginnen met het dragen van een liner, doen we dit doorgaans via een opbouwschema. 

  • De 1e dag mag u de liner 2x 2uur aan.
  • De 2e dag mag u de liner 2x 3 uur aan.
  • De 3e dag mag u de liner 2x 4 uur aan.
  • De 4e dag mag u de liner 2x 5 uur aan.
  • De 5e dag mag u de liner de gehele dag dragen. 

Heeft u de liner uit dan moet u uw stomp controleren op plekjes en dan de stomp zwachtelen. Ontstaan er rode plekken die niet wegtrekken of ontstaan er huid problemen, bouw het schema dan niet op, of stop met de liner en neem contact op
met de revalidatieverpleegkundige. Als u de liner niet meer aan heeft moet u de stomp zwachtelen. 

Het aan- en uittrekken van de liner 

  • Zorg er allereerst voor dat de binnenkant van de liner schoon en droog is.
  • De liner wordt binnenstebuiten aan gedaan.
  • We drukken het harde gedeelte van de liner tegen de stomp, er mag geen lucht tussen de stomp en het harde gedeelte inzitten.
  • We rollen de liner dan over de stomp, er mogen geen plooien ontstaan. Als je bij de knie bent dan buig je deze een beetje en rolt dan de liner verder over je knie daarna strek je je been weer. Dit is om de druk op je knie wat minder te maken.
  • Zit de liner goed, geen lucht tussen je stomp en het harde gedeelte en geen plooien, dan ga je met je vinger rondom je been, dit voorkomt blaren.
  • Gaat het aantrekken van de liner niet goed, dan de liner afdoen en opnieuw starten met de aantrekken.
  • Als uw liner aan de onderkant voorzien is van een aansluiting, dan moet deze in het midden onder uw stomp bevestigd worden.
  • Het uittrekken van de liner gaat in omgekeerde volgorde, u slaat de bovenrand een stukje om en u rolt de liner van uw stomp af. 

Schoonhouden van de liner 

Schoonhouden van de liner is heel belangrijk. Als dit niet goed gebeurt, kunnen er huidproblemen ontstaan. 

  • De liner heeft hele kleine gaatjes waardoor deze de huid van de stomp niet helemaal afsluit, huidcellen blijven aan de liner kleven en kunnen deze gaatjes afsluiten. Daarom moet de liner iedere dag schoongemaakt worden met water en een ongeparfumeerd wasmiddel, daarna goed naspoelen.
  • Breng de liner dan zo snel mogelijk in de normale positie na het schoonmaken.
  • De liner mag niet binnenstebuiten gekeerd blijven of blootgesteld worden aan zonlicht of extreme hitte.
  • Laat de liner drogen op een bijgeleverde standaard of hang deze op aan een bijgeleverd hangertje.
  • De binnenkant kun je drogen met een hydrofiel luier of theedoek. Handdoek geeft pluisjes.
  • Het is belangrijk niet te schrobben, aangezien dit de binnenlaag van de liner kan beschadigen.
  • 1x per week de liner schoonmaken met alcohol 70%.
  • Wil je graag een crème op je huid doen, doe dit dan ‘s avonds als de liner uit is. De crème gaat ook in de kleine gaatjes zitten en sluit de gaatjes af. 

Opbouwschema van de prothese 

Opbouwen van het dragen van de prothese gaat in overleg met de revalidatiearts en de fysiotherapeute. 

Het aan- en uittrekken van de prothese

Het aan- en uittrekken van de prothese wordt met u geoefend tijdens uw revalidatiebehandeling. 

Schoonhouden van de prothese 

Iedere dag haalt u een vochtige doek door de koker heen van de prothese. 

Verzorging van de stomp 

  • Verzorg uw stomp goed. Dit betekent dat u de stomp dagelijks moet wassen met lauw water en een neutrale zeep.
  • Als u de stomp wast, inspecteer de stomp dan op eventuele drukplekjes of wondjes, de onderkant kunt u met een spiegel bekijken.
  • Maak de stomp goed droog voordat u de liner en prothese aan doet.
  • Bij een droge stomphuid kunt u ‘s avonds als u de prothese uit hebt een vettige crème gebruiken.
  • Als u langer tijd uw liner en prothese niet draagt is het aan te raden om uw stomp te zwachtelen of een elastische stompkous te dragen, dit voorkomt dat uw stomp in grootte toeneemt. 

Eventuele huidproblemen 

Door het dragen van de liner en prothese kunnen huidproblemen ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn: 

  • Versterkt transpireren.
  • Blaarvorming.
  • Allergische reacties (roodheid en jeuk).
  • Open wondjes (met of zonder pus).
  • Ontsteking aan huid of haarzakjes.
  • Vasthechten van de huid aan het onderliggende bot. 

Controleer de stomp iedere dag met een handspiegeltje. Kijk heel goed of er plekjes of wondjes op de huid te zien zijn. Meld huidproblemen altijd aan een van uw behandelaren of orthopedisch instrumentmaker. Zij kunnen u adviseren en eventueel
behandelen. Het kan voorkomen dat u de prothese tijdelijk niet kunt dragen, zodat de huid zich beter kan herstellen. Zo nodig verwijst de revalidatiearts u naar een dermatoloog. 

Voor het eerst gaan lopen met de prothese 

De prothese wordt afgeleverd aan u tijdens het amputatiespreekuur die de revalidatiearts, instrumentenmaker, revalidatieverpleegkundigen en fysiotherapeut samen doen. Hierbij kan er samen gekeken worden of de prothese goed zit, of de stand van de prothese goed is, of de lengte goed is en hoe u ermee kunt lopen. 

Als u voor de eerste keer de prothese aan krijgt, gaat u in de loopbrug voor het eerst staan en wanneer mogelijk lopen. Wanneer dit goed gaat, gaat de fysiotherapeut samen met u kijken welke hulpmiddelen er nodig zijn om het lopen veilig te maken. U kunt en mag de prothese niet meteen hele dagen aan doen, dit in verband met de gevoeligheid van de stomp/huid. U krijgt een opbouwschema van ons, wanneer u de prothese mee naar huis mag nemen. 

Nadat de prothese mee naar huis mag, komt u 2 keer in de week bij de fysiotherapeut om het lopen zo veilig en makkelijk mogelijk te maken.

Naar huis en dan?

Waarop kunt u letten als u naar huis gaat, wie u kunt inschakelen en op welke hulpmiddelen en voorzieningen u kunt rekenen.

Als u na de ziekenhuisopname naar huis gaat moeten er een aantal zaken geregeld worden. Weer naar huis gaan kan spannend zijn. U bent waarschijnlijk al langer niet thuis geweest. Er kunnen allerlei onzekerheden en zorgen zijn rondom het weer thuis functioneren. Het is goed om samen met de betrokken behandelaars en uw familie en/of andere betrokkenen een plan te maken. 

  • Hoe gaat u naar huis? Haalt iemand u op of gaat u met de taxi?
  • Kunt u uw woning binnen komen? Zijn hier voorzieningen voor nodig?
  • Wat gaat u eten? Vraagt u iemand om boodschappen voor u te doen of kunt u dit zelf? Moet er iemand voor u koken?
  • Waar gaat u slapen? Moet er een bed in de woonkamer komen of kunt u de slaapkamer bereiken? Is uw bed hoog genoeg, zodat u er gemakkelijk uit op kan staan?
  • Hoe gaat u zichzelf verzorgen?
    Waar gaat u zich wassen? Kunt u in de badkamer komen of moet u zich in de keuken wassen? Heeft u een stoel nodig waar u op kunt gaan zitten tijdens het douchen of wassen?
  • Hoe gaat u naar het toilet? Is uw toilet ruim genoeg voor de rolstoel of heeft u een looprek nodig om naar het toilet te gaan? Hoe doet u dit 's nachts? Heeft u ook op de bovenverdieping een loophulpmiddel nodig of neemt u deze mee de trap op?
  • Heeft u iemand waarop u terug kunt vallen?
  • Is er iemand bij u in huis? Of is er iemand die u kunt bellen, ook 's nachts? Heeft u een mobiele telefoon bij de hand, zodat u overal in huis iemand kunt bereiken als dit nodig is? Heeft u alle belangrijke telefoonnummers binnen handbereik?

Naasten

U kunt mensen uit uw omgeving inschakelen om u te helpen, bijvoorbeeld bij het maken van de transfer naar de auto, het regelen van de boodschappen, de wondverzorging enzovoorts.

Thuiszorg

Een andere mogelijkheid is het inschakelen van thuiszorg. Met de thuiszorg bij u in de buurt kunt u regelen dat er iemand langskomt voor de wondverzorging of voor hulp bij wassen en aankleden.

De thuiszorgwinkel

Bij de thuiszorgwinkel kunt u van alles lenen, bijvoorbeeld een toiletverhoger, rollator of klossen om het bed te verhogen. Via de telefoongids of het internet kunt u de thuiszorgwinkel bij u in de buurt vinden. Vraag wat ze in het uitleenassortiment hebben. Ze kunnen grote spullen bij u thuis afleveren.

Hulpmiddelen thuis

In eerste instantie maakt u gebruik van hulpmiddelen welke u tijdelijk leent van de thuiszorgwinkel. Voor de lange termijn is het noodzakelijk dat naast hulpmiddelen ook aanpassingen in huis permanent aangevraagd worden. Denk hierbij aan:

  • Een rolstoel.
  • Steunen naast het toilet en in de badkamer.
  • Zitvoorziening in de douche.
  • Rijplank voor de deur van de woning of naar de tuin.

Voorzieningen thuis

Het aanvragen van voorzieningen en hulpmiddelen verloopt voor een deel via uw zorgverzekeraar en voor een deel via de gemeente.

Daarnaast kan het zijn dat u hulp nodig heeft bij het draaiend houden van uw huishouden of bij de persoonlijke verzorging. Hoe dit hele proces van aanvragen van diverse voorzieningen, hulpmiddelen en diensten verloopt, is een uitgebreid verhaal. De verschillende behandelaars geven u hier uitleg over.

Autorijden

Ook nadat er een teen of been is geamputeerd is autorijden mogelijk. In sommige gevallen moet een auto eerst aangepast worden. Voor mensen met een amputatie van het rechterbeen moet het gaspedaal bijvoorbeeld verplaatst worden naar de
linkerkant.

De beslissing of iemand weer kan autorijden met of zonder aanpassing aan het voertuig wordt genomen door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR is verantwoordelijk voor het uitgeven en beheren van rijvaardigheidsbewijzen. Na ontstaan van lichamelijke beperkingen kan het noodzakelijk zijn om een eigenverklaring aan te vragen waarna het CBR beoordeelt of u (met enige aanpassingen) weer een auto mag besturen. U kunt zelf bekijken of dit
voor u van toepassing is op de site van het CBR. U kunt ook de brochure Met een handicap veilig achter het stuur lezen. Deze is te downloaden via de site van het CBR.

Als u aanpassingen nodig heeft aan de auto, kunt u informatie vinden op een diverse websites, bijvoorbeeld:

Motorrijden

Ook motorrijden na een amputatie is mogelijk. Wilt u daar meer over weten? De projectgroep Motor Mobiliteit voor Gehandicapten wil mensen met functiebeperkingen begeleiden in de procedure om het motorrijbewijs te behalen en te gaan motorrijden. Er worden oplossingen geboden voor veel technische en procedurele problemen die hierbij kunnen ontstaan. Wilt u hierover meer weten? 

Vraag bij uw gemeente of u een tegemoetkoming kunt verwachten in de kosten voor aanpassingen aan auto of motor.

Parkeren

Als u moeite heeft om lange afstanden af te leggen is het belangrijk dat u zo dicht mogelijk bij uw bestemming kunt parkeren, bijvoorbeeld op een gehandicaptenparkeerplaats. Hiervoor heeft u een speciale gehandicaptenparkeerkaart nodig, die u bij de gemeente kunt aanvragen. Een medisch adviseur beoordeelt of u voor de kaart in aanmerking komt. Zo'n kaart krijgt u in de regel als u een afstand van honderd meter niet meer met de gebruikelijke hulpmiddelen, zoals krukken of een rollator, kunt
afleggen.

Met de gehandicaptenparkeerkaart kunt u parkeren op gehandicaptenparkeerplaatsen. Vraag de gemeente om meer informatie. De nieuwste parkeerkaarten zijn geregistreerd op naam en niet meer op kenteken. Dit betekent dat u de kaart ook kunt gebruiken als u met iemand meerijdt.

Een gehandicaptenparkeerkaart vraagt u aan via de gemeente. Dit doet u met uw DigiD.

Wanneer u zelf wilt lezen over voorzieningen kunt u kijken op:

Verwijsadressen

Het advies van het behandelteam is om door te blijven gaan met bewegen. Onderstaande adressen zijn geselecteerd op toegankelijkheid en begeleiding.

Adressen voor fitness

BoostBeweegprogramma Maasstad€ 85,00 voor 12x
AnytimeFitness Sportschool in Ridderkerk              € 29,95 per maand
Cure+Verschillende locatie Rotterdam€ 35,00 per maand
Life TimeWellness Rotterdam Zuid€ 29,95 per maand
Aad van Loon                      Barendrechtvanaf € 34,50 per maand
 Spijkenissevanaf € 18,00 per maand
R.I.S.Rijndam Revalidatie€ 130,00 per jaar

Adressen voor hydrotherapie

BoostBeweegprogramma Maasstad€ 85,00 voor 12x
HydrotherapieAafje€ 50,00 voor 10x
AquatherapieDe Fakkel, Ridderkerk€ 6,00 per les
AquajoggingInge de Bruin bad, Barendrecht            € 5,00 per les
Oefengroep in water             Zevenkampse ring, Ommoord 
AquajoggingAfrikaanderbad, Rotterdam€ 10,50 per maand
R.I.S.Rijndam Revalidatie€ 130,00 per jaar

Mocht u meer geïnteresseerd zijn in een lidmaatschap bij een sportvereniging dan verwijzen wij u door naar SportMEE. De aanmelding wordt gerealiseerd en de medewerkers van MEE begeleiden u persoonlijk naar een passende
beweegvorm en vereniging.

Thuisoefenprogramma

Ook is het heel goed mogelijk om thuis aan de slag te gaan. Ook hiervoor
is een oefenprogramma opgesteld. U krijgt de oefeningen op papier mee of bekijk of print ze hier.

Meer informatie en lotgenotencontact

Mogelijk hebt u behoefte aan meer informatie of aan lotgenotencontact. U kunt daarvoor terecht bij de volgende organisaties.

Contact

Heeft u nog vragen, stelt u die dan gerust aan de vaatchirurg, de revalidatie arts of de revalidatie verpleegkundige. U kunt ons op de volgende telefoonnummers bereiken:

  • Via BeterDichtbij of het patiëntenportaal Mijn Maasstad Ziekenhuis.
  • Polikliniek Revalidatie (010) 291 36 25
  • Revalidatieverpleegkundige (010) 291 31 76
  • Polikliniek Vaatchirurgie (010) 291 39 45
  • Gipskamer (010) 291 36 19

Betrokken afdelingen en vakgroepen