Opgewekte zaadcellen
Vaak bevat het zaad naast goede zaadcellen in meer of mindere mate ook slechte en/of dode zaadcellen en bacteriën. Bovendien bevat zaad prostaatvocht dat normaliter niet in de baarmoeder zelf terechtkomt. Prostaatvocht bevat prostaglandinen die, wanneer deze in de baarmoederholte komen, menstruatieachtige krampen kunnen opwekken. In de natuur vormt de baarmoedermond een barrière voor prostaatvocht, voor bacteriën en andere micro-organismen, maar vlak voor de eisprong is de baarmoedermond 'gastvrij' en doorlaatbaar voor goed beweeglijke zaadcellen. Daarnaast ondergaat in de natuur het zaad tijdens zijn weg een aantal veranderingen (acrosoomreactie), waardoor het in staat is om een eicel te bevruchten. De niet en slecht beweeglijke zaadcellen blijven steken in de baarmoedermond, zodat in de natuur alleen de goed beweeglijke zaadcellen hogerop komen. Opwerken van zaad wil o.a. zeggen het scheiden van bacteriën en andere micro-organismen, alsmede het prostaatvocht van de zaadcellen, het scheiden van goede en slechte zaadcellen, en het laten plaatsvinden van de acrosoomreactie.
Vers, onopgewerkt zaad kan niet zomaar worden gebruikt bij behandelingen zoals IVF en IUI. De aanwezige bacteriën en andere micro-organismen kunnen leiden tot infectie van de kweek bij IVF, in de baarmoeder en in de eileiders. Het slechte zaad moet gescheiden worden van het goede zaad.
Kortom
IUI kan de kans op een zwangerschap verhogen met zaad van de eigen partner doordat op het juiste moment in de cyclus de meest beweeglijke zaadcellen van de man in hoge concentratie dicht bij de vrijgekomen eicel worden gebracht. Zo hoeven de zaadcellen niet op eigen kracht de vaak moeilijke barrière van de baarmoedermond te passeren. In het lichaam van de vrouw kan dan een bevruchting plaats vinden, waarna de bevruchte eicel zich in de baarmoeder kan innestelen en er een zwangerschap kan ontstaan.
Voorafgaand aan de IUI behandeling moeten zowel bij u als bij uw partner een aantal onderzoeken worden verricht. Het is erg belangrijk om te weten of er voldoende beweeglijke zaadcellen in het sperma van de man zitten en/of de eileiders van de vrouw doorgankelijk zijn.