Het drukverband wordt aangelegd met twee zwachtels die in tegengestelde richting aangebracht worden. Het drukverband moet stevige druk uitoefenen. Een dergelijk drukverband loopt vanaf de tenen tot aan de knie. Bij de enkel is de druk het hoogst, naar de knie toe wordt de druk minder. Op deze manier kan het bloed in de aders minder makkelijk terug omlaag stromen en brengen de bewegingen van de kuitspier meer bloed omhoog.
Afhankelijk van type zwachtels en benodigde wondzorg wordt het drukverband twee à drie keer per week opnieuw aangelegd. Dit gebeurt om de druk constant te houden terwijl de benen langzaam slanker worden. De zwachtels blijven dag en nacht zitten.
Het drukverband werkt pas goed als de kuitspieren worden gebruikt. Het advies is dus veel lopen en oefeningen uitvoeren om het been/de kuit te bewegen. Hierdoor wordt de spierpomp actief. De combinatie van drukverband en bewegen heet 'ambulante compressie therapie'.
Welke verbandmaterialen gebruikt worden om de wond zelf te verzorgen, hangt af van specifieke wondkenmerken (bijvoorbeeld wondgrootte, mate van vochtverlies via de wond en stadium van genezing). Bij problemen in de aderen of slagaderen, kan ook een behandeling gericht op het uitschakelen van de niet goed functionerende aderen of juist verbeteren van de slagaderlijke doorbloeding nodig zijn.
Als de wond genezen is, worden adviezen gegeven om het risico op een nieuw open been te verkleinen. Deze adviezen hebben betrekking op het dragen van een elastische kous (‘steunkous’), stoppen met roken, gezond eten, overgewicht voorkomen en bewegen.